Veelgestelde vragen

Ja, dat is mogelijk. Vul gewoon ons contactformulier in en vraag naar de mogelijkheden. Voor meer informatie over de kennismakingsstart klik je hier.

De minimum leeftijd om te kunnen beginnen met zweefvliegen is 14 jaar. Een maximum leeftijd is er in principe niet. Zolang de lichamelijke en geestelijke conditie het toelaten kun je zweefvliegen. Verder is een bril of contactlenzen (meestal) geen probleem. Voordat je solo (ofwel zonder instructeur) mag vliegen, moet je wel een medische keuring gehad hebben. De keuringseisen zijn niet extreem hoog; als je normaal gezond bent word je in principe goedgekeurd.

Er zijn wel lichamelijke limieten die bepaald worden door de bouw van een zweefvliegtuig. Qua lengte mag je tussen de 1,55 en 1,95 meter lang zijn (ongeveer). Dit heeft te maken met het feit dat je alle besturingsorganen goed moet kunnen bedienen. Verder mag je tussen de 50 en 110 kg zwaar zijn (ongeveer). Dit heeft te maken met de gewichtsverdeling in het zweefvliegtuig die binnen bepaalde grenzen moet blijven om veilig te kunnen vliegen. Mocht je niet precies aan deze getallen voldoen, of heb je andere twijfels, neem dan gerust contact met ons op.

Wij vliegen op Terlet bij Arnhem (zie ook “Waar vliegen wij?“). Dit is het Nationale Zweefvliegcentrum van Nederland. Terlet wordt door meerdere zweefvliegverenigingen gebruikt, maar is dusdanig groot dat dit prima te doen is.

Hoewel het een stukje rijden is vanuit het westen van Nederland, heeft Terlet een aantal voordelen. De thermische eigenschappen zijn uitstekend waardoor lange vluchten mogelijk zijn. Verder is het luchtruim wat vrijer te gebruiken dan in de Randstad, waardoor grotere hoogtes bereikt kunnen worden en langere afstanden afgelegd kunnen worden.

Normaal gesproken organiseren wij tijdens schoolvakanties (bij voldoende animo) aparte vliegkampen. In het voor- en/of najaar op Terlet en tijdens de zomervakantie in het buitenland (meestal Duitsland). Deze vliegkampen bieden de mogelijkheid om meerdere dagen achter elkaar te vliegen, waardoor je snel vorderingen kunt maken.

In principe vliegen wij op weekend- en feestdagen, mits de weercondities het toelaten.

Omdat zweefvliegen een teamsport is, is er om te kunnen vliegen ook een minimum aantal leden nodig dat op een vliegdag aanwezig is. Omdat wij momenteel een klein aantal leden hebben, kan het voorkomen dat er te weinig leden aanwezig zijn om te kunnen vliegen.

De beslissing om een vliegdag door te laten gaan wordt kort van tevoren genomen op basis van de weersverwachting en het verwachte aantal aanwezige leden.

De zweefvliegopleiding bestaat uit 3 opeenvolgende fasen:

  1. De Elementaire Vliegopleiding (EVO) met een instructeur in een tweezitter. In deze fase wordt je ook wel “DBO-er” genoemd, waarbij DBO staat voor “Dubbel Besturingsonderricht”. In een tweezitter zijn namelijk alle besturingsorganen dubbel uitgevoerd. De instructeur kan daardoor een leerling alle onderdelen van het vliegen leren en corrigeren als dat nodig is. Als de gehele vlucht zelfstandig uitgevoerd kan worden, dan wordt de leerling solo gelaten. Een spannend moment, want dan mag je voor het eerst alleen vliegen;
  2. Na de EVO volgt de Voortgezette Vliegopleiding deel 1 (VVO-1). In deze fase vlieg je meestal solo in een éénzitter onder verantwoordelijkheid van een instructeur, tenzij het nodig is om weer eens met een instructeur te vliegen (vanwege het weer of omdat je langere tijd niet gevlogen hebt). In deze fase doe je ervaring op en bereid je je voor op het examen om je zweefvliegbrevet te verkrijgen (als je dat wilt gaan halen);
  3. Na het behalen van je brevet kun je verder gaan met de Voortgezette Vliegopleiding deel 2 (VVO-2). Deze fase is optioneel. Als brevethouder opent zich een wereld van nieuwe zweefvliegmogelijkheden, zoals bijvoorbeeld overlandvliegen waarbij je van je eigen vliegveld via een bepaalde route naar een andere locatie vliegt of weer terugkeert naar je eigen vliegveld. Ook mag je nu onder bepaalde voorwaarden met passagiers gaan vliegen of kunstvluchten (het kan echt!) gaan maken. Bij VVO-2 wordt aan deze facetten van het zweefvliegen aandacht besteed.

Een actueel overzicht van onze vloot met foto’s vind je hier. In totaal hebben wij op dit moment 5 zweefvliegtuigen, nl. 2 tweezitters en 3 éénzitters:

  • 1x Schempp-Hirth Duo Discus T (V1)
  • 1x Schleicher ASK-21 (V5)
  • 2x Schleicher ASK-23 (V7 en V9)
  • 1x Schempp-Hirth Discus CS (V8)
Daarnaast heeft een aantal leden nog een eigen zweefvliegtuig. Deze privévliegtuigen worden niet ingezet voor clubvluchten, maar kunnen wel tijdens een vliegdag aanwezig zijn.

Ja, dat mag. Geef van tevoren wel even aan met hoeveel personen je totaal komt.

Het liefst vliegen wij op mooie zonnige dagen, maar in Nederland zijn er jaarlijks genoeg dagen die niet aan dit weerbeeld voldoen. Toch is het dan nog steeds mogelijk om te zweefvliegen. Op de minder mooie dagen zijn de vluchten vaak van kortere duur (ongeveer 6-8 minuten), waardoor er meer vluchten gemaakt kunnen worden dan op een mooie dag. Vooral voor beginnende zweefvliegers is dit gunstig, omdat je dan meerdere keren per dag de lastige delen van een zweefvlucht (zoals de start en de landing) kunt oefenen.

Om te kunnen zweefvliegen moet het weer aan de volgende globale eisen voldoen:

  • De wind mag maximaal zo’n windkracht 5-6 zijn. Dit is wel afhankelijk van de windrichting, omdat er niet teveel zijwind mag zijn tijdens de start en de landing. Op Terlet is deze zijwind er als de windrichting puur Noord, Oost, Zuid of West is. Ook mogen er niet te zware windvlagen zijn;
  • Het zicht moet meer dan 5 kilometer zijn. Bij zweefvliegen kijk je voornamelijk naar buiten om botsingen te voorkomen. Er is geen luchtverkeersleiding zoals in de grote luchtvaart, dus goed zicht is belangrijk;
  • De wolkenhoogte moet boven de 300 meter zijn om nog een enigszins zinvolle zweefvlucht te kunnen maken. De voorbereiding voor de landing (het zogenaamde circuit) begint bij zweefvliegen namelijk al op ruim 200 meter hoogte. Vliegen in wolken is net als autorijden in dichte mist: het zicht wordt nagenoeg tot 0 gereduceerd (en is daarom bij zweefvliegen niet toegestaan);
  • Er mogen zich geen onweersbuien boven of dicht in de buurt van het vliegveld bevinden. Onweer gaat vaak gepaard met bliksem en in korte tijd veranderende windcondities; omstandigheden die voor zweefvliegen potentieel gevaarlijk kunnen zijn.

Een buitje of lichte regen is in principe geen belemmering om te kunnen vliegen. Omdat je een groot deel van een zweefvliegdag echter buiten bent, wordt er bij aanhoudende regen of zwaardere regenbuien wel vaak besloten om een zweefvliegdag niet door te laten gaan of vroegtijdig te stoppen. Zweefvliegen is leuk, maar kletsnat worden van de regen is dat absoluut niet 😎

Wind is niet nodig om te kunnen zweefvliegen. Kort door de bocht gezegd kunnen (zweef)vliegtuigen vliegen doordat er lucht van voor naar achter over de vleugel stroomt. Dit kun je bereiken door wind over de vleugel te laten waaien, maar ook door het zweefvliegtuig voorwaartse snelheid te geven. Vergelijk het met een auto die op een windstille dag gaat rijden. Als je tijdens het rijden je platte hand uit het raam steekt en deze een klein beetje kantelt, dan zal je merken dat je hand omhoog of omlaag gedrukt wordt. Bovendien: om een papieren vliegtuigje te laten vliegen heb je ook geen wind nodig en een zweefvliegtuig is wat dat betreft niet veel anders dan een “groot papieren vliegtuig”.

Een zweefvliegtuig heeft (meestal) geen eigen motor en moet dus op een andere manier de lucht in worden geholpen. De 2 meest gebruikte methoden zijn:

  1. Slepen. Bij deze methode wordt het zweefvliegtuig met een lang touw achter een motorvliegtuig omhoog getrokken. Voordeel van deze methode is dat het zweefvliegtuig op een gunstige positie en hoogte aan zijn eigen vlucht kan beginnen. Nadeel zijn de hogere kosten;
  2. Lieren. Bij deze methode wordt het zweefvliegtuig als een soort vlieger omhooggetrokken door een lier. Een lier is een apparaat waarmee een ongeveer 1200 meter lange (staal)kabel snel op een kabelrol gewikkeld kan worden. Voordeel van deze methode zijn de relatief lage kosten per start. Nadeel is dat het zweefvliegtuig soms niet op een gunstige positie en/of hoogte aan de vlucht begint.

Tijdens de lier- of sleepstart (zoals beschreven bij de vraag “Hoe komt een zweefvliegtuig omhoog?”) kan het voorkomen dat de gebruikte kabel breekt. Deze kabels slijten namelijk doordat ze over de grond slepen en door de krachten die erop werken tijdens het maken van een start. Het breken van een kabel tijdens de start is in principe niet gevaarlijk, mits je de juiste procedure volgt bij zo’n breuk. Tijdens de zweefvliegopleiding wordt hier doorlopend aandacht aan besteed. Voordat je alleen mag vliegen wordt tijdens een echte lierstart een kabelbreuk gesimuleerd. De instructeur trekt op een willekeurig en onverwacht moment de kabel los van het zweefvliegtuig en kijkt vervolgens of een leerling daarop veilig reageert en handelt.

Zweefvliegen is statistisch gezien een stuk veiliger dan deelnemen aan het verkeer. Zweefvliegtuigen hebben geen motor die kan uitvallen en ze worden volgens strenge eisen gebouwd. Aan het begin van iedere vliegdag wordt een zweefvliegtuig door een bevoegd persoon uitgebreid gecontroleerd. Daarnaast worden ze goed onderhouden en dit maakt dat ze gedurende tientallen jaren veilig gebruikt kunnen worden.

Naast de technische toestand van het zweefvliegtuig wordt ook het weer op een vliegdag goed in de gaten gehouden. De weerdetails worden voor aanvang van een vliegdag besproken en tijdens de dag zijn er talloze mogelijkheden om het weer in de gaten te houden, zoals het gebruik van internet en bepaalde weerapps op smartphones.

Tenslotte krijgt iedere zweefvlieger een uitgebreide opleiding die uiteindelijk leidt tot het behalen van een brevet (zeg maar “vliegbewijs”). Na het behalen van dit brevet moet je echter nog jaarlijks met een instructeur vliegen die beoordeelt of je nog een veilige zweefvlieger bent. De belangrijkste manier om zweefvliegen veilig te houden is vooral eerlijk te kijken naar je eigen kunnen: ben je fit, uitgeslapen, geconcentreerd en getraind genoeg om veilig een zweefvliegtuig te kunnen besturen? De meeste voorvallen in de zweefvliegerij ontstaan namelijk nog steeds door menselijke factoren.

Previous slide
Next slide

Andere vraag?
Neem dan contact met ons op: